Psalms 81

Alle oudste zonen in Egypte stierven.

1 Hij verzamelde zijn volk, zoals men schapen verzamelt.
Als een kudde leidde Hij hen
het land Egypte uit, de woestijn in.

2 Hij bracht de Israëlieten veilig verder
en zij kenden geen angst,
want God had al hun vijanden laten verdrinken.

3 Hij bracht hen naar heilig terrein,
naar de berg die Hij voor Zichzelf had uitgekozen,
de Sinaï.

4 Hij verjoeg de volken die zij tegenkwamen.
Hij gaf Israël hun bezittingen
en liet de twaalf stammen in hun tenten wonen.

5 Maar zij bleven God uitdagen
en waren opstandig tegen God, de Allerhoogste.
Zij hielden zich ook niet aan zijn leefregels.

6 Zij gingen afgoden dienen en werden ontrouw,
zoals eens hun voorouders.
Zij beantwoordden niet aan zijn eisen.

7 Zij tergden Hem met hun afgodenaltaren
en maakten Hem jaloers met hun beeldendienst.

8 God hoorde alles en ontstak in toorn.
Hij steunde het volk niet langer.

9 Hij gaf de tabernakel over in vijandige handen.
Hij verliet hem.
10Dit sieraad van God kwam in handen van de vijand.

11 Zijn volk kwam terecht in oorlogen,
Hij was boos op zijn volk.

12 De jonge mannen kwamen om
en de schoonheid van de meisjes werd niet meer bezongen.

13 De priesters werden gedood
en de weduwen konden niet meer huilen.

14 Toen werd de Here wakker,
net als een soldaat die van de wijn in slaap gevallen was.

15 Hij sloeg zijn tegenstanders van achteren neer
en versloeg hen smadelijk.

16 Hij kwam niet terug bij de stammen van Jozef.
Efraïm werd niet meer uitgekozen.
Copyright information for NldHTB